Niet eerder is zo’n sterke krimp van de Nederlandse economie waargenomen als over het tweede kwartaal van 2020 in Nederland. Toch viel dit nog mee in vergelijking met veel andere Europese landen. Dit meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Zorgen over economie
Zaken als luchtvaart, consumptie en werkloosheid zijn echter nog ver van hoe de situatie eerst was. Nu we een tweede, gedeeltelijke lockdown zijn ingegaan, nemen de zorgen over de economie verder toe. Nadat de economie in het eerste kwartaal al was teruggelopen, kromp de Nederlandse economie in het tweede kwartaal met 8,5 procent ten opzichte van een kwartaal eerder. Dit was de sterkste krimp ooit gemeten.

Vergelijking met andere landen
Vergeleken met andere Europese landen kwam de Nederlandse economie er echter nog goed vanaf. De Duitse economie kromp in het tweede kwartaal met 9,7 procent, de Belgische met 12,1 en de Franse met 13,8 procent. Binnen de Europese Unie is de Spaanse economie met een krimp van 17,8 procent in het tweede kwartaal het hardst getroffen. Het minst getroffen werd Finland. Maar ook de Finse economie kromp met 4,4 procent. De fluctuaties in de kwartaalontwikkeling en de verschillen tussen landen vóór 2020 vallen in het niet bij wat daarna kwam. De eerste twee kwartalen van 2020 kenden een buitengewone krimp, die sterk verschilde per land.

Minder consumeren
Een belangrijke factor bij de krimp van de economie is de sterk teruggelopen consumptie door huishoudens. In Nederland kromp het consumptievolume in het tweede kwartaal met 10,8 procent ten opzichte van het voorafgaande kwartaal. In Duitsland was de krimp met 9,5 procent iets minder, in België en Frankrijk met 11,5 en 12,0 procent iets groter. In Spanje was de krimp met 23,7 procent vrijwel het grootst, op Malta na. Finland kwam samen met Litouwen uit op de laagste krimp, 6,4 procent.

Werkloosheid
Ondanks dat ook in Nederland de werkloosheid opliep, is deze naar Europese maatstaven nog altijd laag. In augustus bedroeg de werkloosheid in Nederland 4,6 procent van de beroepsbevolking (in september daalde deze iets). Maar een handvol EU-lidstaten, waaronder Duitsland, had in augustus een lagere werkloosheid. Het laagst was de werkloosheid in Tsjechië, met 2,7 procent. In Spanje was de werkloosheid met 16,2 procent verreweg het hoogst. De werkloosheid was in Spanje al relatief hoog en liep na het uitbreken van de pandemie ook nog eens pijlsnel op. Overigens is de werkloosheid in Griekenland waarschijnlijk nog iets hoger, maar cijfers over augustus zijn voor dit land nog niet beschikbaar.
Een bron van (internationale) zorg is de oplopende jeugdwerkloosheid. In augustus was deze in Nederland opgelopen tot 11,3 procent. In Spanje bedroeg deze maar liefst 43,9 procent.

Cijfers vergelijken
Nationale Statistische Instituten (NSI’s) zoals het CBS verzamelen niet alleen cijfers over hun eigen land, ze staan ook internationaal met elkaar in contact. Hierbij stellen ze onder meer met elkaar vast welke statistieken door landen minimaal moeten worden gemaakt en welke methodologie daarbij het beste gehanteerd kan worden. Dit garandeert dat je de statistieken van verschillende landen goed met elkaar kunt vergelijken. De coördinatie verloopt via overkoepelende organisaties zoals Eurostat, de Verenigde Naties en de OESO.  Door dit alles kunnen op velerlei terreinen statistieken over verschillende landen naast elkaar worden gepresenteerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan cijfers over de pandemie die onder meer door de WHO en de Johns Hopkins University op het internet worden gezet.